Schriftlezingen: Jesaja 25,6-10a, Filippenzen 4,12-14.19-20 en Matteüs 22,1-14
Profeten zijn mensen die dingen zien die jullie en ik niet zien: “Ik zie, ik zie, wat jij…” Maar zo verstopperig natuurlijk niet. Maar wie leeft bij de feiten van de dag wanhoopt of het ooit nog goed zal komen met onze wereld. Met al wat er om ons heen gebeurt. Profeten roepen ons op te leven bij het visioen van Gods beloften.
Jesaja ‘ziet’ – ik zou zeggen, dit is een gelovig zien – een feestelijke maaltijd voor álle volken; God zelf is de gastheer op de berg des Heren = de Sions berg (zie Jesaja 24-23). Een toekomst waar ze nu alleen maar van kunnen dromen, of beter: waar ze in kunnen geloven. Ja, dát is onze God. Hij vernietigt zelfs de dood (zie ook Exodus 24.9 vv en ook Lucas 1.25). Zo is hun profetische toekomst droom/ hoop). De hoofdstukken 24-27 ademen al de sfeer van geloof in Gods toekomst. Daarom worden deze hoofdstukken wel “de Apocalyps van Jesaja” genoemd.
Sommigen vinden dromen, hopen, geloven slechts luchtfietserij. Of is hoop misschien: jezelf ‘verlengen’, je ‘ verlangen’ ‘verlengt’ zich. Lichaam en ziel vloeien als het ware in elkaar over. Zó verlangen dat het je zelfs uit je slaap houdt en je hele doen en laten bepaalt.
De gelijkenis in het evangelie vertelt van mensen die door de koning genodigd zijn om het feest rond zijn zoon mee te maken. Maar ze hebben allemaal hun eigen belangen en besognes en geven geen gehoor aan de uitnodiging. Dan wordt iedereen willekeurig van de straat geplukt: “slechten zowel als goeden”. Bij nader inzien is iemand mee naar binnen geglipt, die er helemaal niet bij hoort. Iemand zonder bruiloftskleed – hij valt op! Hij kan ook niet zeggen hoe hij binnen kwam. De koning laat hem heel resoluut eruit gooien. De slotzin “Velen zijn geroepen maar weinigen uitverkoren” geeft dat misschien aan. Hij is er wel op de bruiloft, maar is een Fremdkörper.
Henk Bloem, pastor
Voor blogs bij de lezingen van deze week: lees hier.