Schriftlezingen: Exodus 20.1-17, en 1 Cor 1.22-25 en Joh.2.13-25.

Dat moet een heel compact gebeuren zijn: het spreken van Mozes  en het spreken van God. Ze gaan in elkaar over. Vers 25 zegt: “Mozes spreekt het volk toe” en meteen daarop volgt: ”Toen sprak God al de woorden die hier volgen”… . “Wie spreekt er nu eigenlijk? Mozes of God? Geeft Mozes de 10 woorden of doet God dat?  Geeft Hij bij monde van Mozes? En is Mozes  alleen maar spreekbuis, doorgeefluik?

De bijbel spreekt van ‘10 woorden”(Exod. 20.1), wij van “tien geboden”. Wat is het verschil?
Maak geen beelden: zij zouden voor de  jaloerse  ( Exodus 20,5) Heer aangezien kunnen worden—dat mensen ervoor door de knieën gaan. .Maar  wij aanbidden toch geen beeld, icoon, afbeelding. Dat zijn  hulp middelen.

Noem Gods naam niet lichtzinnig: God  kun/mag je niet overal bij slepen. Hij staat niet overal achter.

Houd de sabbat in ere: één dag rust, de 7e, zoals de Heer bij de schepping. (Gen 2.1-2.)

Eer uw vader en uw moeder: is dat: Ik heb “eerbied voor jouw grijze haren”!  Of is het meer?  Hebben je ouders niet het ‘volk Gods zijn’ aan jou, aan hun kinderen doorgegeven?  Dat verdient eerbetoon.


Dan 4x wat je niet mag/moet doen: doden, echtbreuk, stelen, vals getuigen; hebberig kijken naar dingen van je naaste. Het is niet van jou!

De Korinthe brief van Paulus liegt er niet om: Joden zus, Grieken zo, maar wij verkondigen een gekruisigde Christus—en die overbrugt al die verschillen. Gekruisigde Christus, dat lijkt dwaas, maar deze dwaasheid is wijzer en sterker dan de wijsheid van mensen.Het zijn maar een paar  verzen. Maar het  is stevige kost. Meer een brief om op te kauwen dan eentje die je bijna gedachteloos in de prullenbak  gooit.

 

Jezus ergert zich dat de tempel als marktplaats dient, dat geld en handel belangrijker zijn dan ‘eerbied voor het huis van mijn Vader.”  Jezus wordt handtastelijk: Religie en Geld gaan niet samen. Net zo min als ’Kind van God’ en ‘Consumentisme’ samen gaan. Op hun beurt ergeren de joden zich en vragen: “Mag je dat zo maar” . Let wel: de vraag is aan Jezus gesteld—aan zijn persoon: Mag jij.… Waarop Jezus wat raadselachtig antwoordt met ‘deze tempel afbreken en na drie dagen…weer herrijzen”. Pas  later beseffen ze dat hij hiermee zijn eigen dood  en opstanding bedoelt. Pas later geloofden ze de Schrift  en Jezus’ woord. Als Jezus zegt: “Breek deze tempel af….”, wijst zijn vinger dan naar ’t tempelgebouw of naar zichzelf? Over welke tempel gaat dit? Of zijn die twee op de een of andere manier met elkaar verweven?

 

Emeritus-pastor Henk Bloem

Lees de blogs van de week voor meer verdieping bij de zondagslezingen